Dat 1973 een goed popjaar is blijkt maar weer. Ook deze batch blijft geheel in ’73, exact 50 jaar geleden. Wat had je toen zoal? Nou, de tweede van Roxy Music, jazzfunk-klassieker Headhunters van Herbie Hancock, en jazz-folk van John Martyn bijvoorbeeld. Verder hebben we het illustere gezelschap van Mott en Todd, Elton John in zijn hoogtijdagen, Mike Oldfield met z’n buisklokken die we misschien ook kennen van The Exorcist, en de rare Duitsers van Faust. Wat vind ik daar nou eigenlijk van? En zou ik nog steeds een flinke afkeer van Steely Dan hebben? Je leest het allemaal hier.

282 John Martyn — Solid Air (1973)

We starten vandaag in de UK, met een grote meneer in de Britse (jazz)folk. John’s zang en fingerpicking gitaar wordt bijgestaan door Pentangle meester-contrabassist Danny Thompson en verder doet zo ongeveer heel Fairport Convention mee (incl. Richard Thompson, geen familie van Danny). Het is zeker geen standaard folk; jazz is door een sporadische sax en Danny Thompsons contrabas nooit ver weg en experimenten met bijv. een tape delay effect (de echoplex, voor de kenners) zijn ook niet heel gangbaar. An sich wel een aangename plaat, voor de liefhebber.

283 Roxy Music — For Your Pleasure (1973)

We blijven in Engeland want hier is Roxy weer, hun tweede album. De laatste met Brian Eno. De spanning tussen de twee alfamannetjes is ook duidelijk omdat het schommelt tussen toegankelijk (team Bryan) en experimenteel (team Brian). De plaat knalt er lekker in met Do The Strand. Wat een goed nummer is dat toch. Ik had bij hun debuut al aangegeven dat ik niet zo’n Roxy Music fan ben. Ik vind deze wel beter dan hun eerste. Bijv. Editions of You is ook steengoed. Het titelnummer is dan weer vele malen experimenteler. Een fascinerende plaat en beter dan ik verwacht had. Ik stel mijn mening over Roxy ietsjes bij (in ieder geval voor de jaren dat Bryan Ferry niet de alleenheerser was)

Brian Eno & Bryan Ferry in 1973
Dezelfde Brian & Bryan in 2018

284 Faust — Faust IV (1973)

Genoeg van dat Brits gepiel. Het is tijd voor de ongebreidelde compromisloze Duitse Krautrock van Faust. Sterker nog: de opener, een hypnotiserende, pulserende, 12 minuut durende elektronische drone jam, heet zelfs Krautrock. Mocht je last hebben van plakkende visite: dit nummer helpt wel. Maar eigenlijk is dit album voor hun doen, schijnbaar, nog redelijk toegankelijk. Sommige nummers zijn zelfs liedjes, een beetje in de lijn van Pink Floyd in de Syd Barret jaren, maar dan iets minder briljant. Het zijn rare jongens, die Fausters. Maar dat geldt wel voor meer Duitsers, zoals Can, Neu en Kraftwerk bijvoorbeeld.

285 Herbie Hancock — Headhunters (1973)

Hier is Herbie weer, nu niet onder de hoede van Miles, maar met zijn fantastische jazz-funk Headhunters. Flink beïnvloedt door Sly Stone (het 3e nummer heet niet voor niks Sly), maar dan met een stevige dot jazz eraan toegevoegd. Enorm invloedrijk en de basis van een hoop hiphop-samples. Het was ook een groot commercieel succes voor de Herbie. Het was lange tijd de best verkochte jazzplaat ooit. Herbie kon de rokerige jazzclubs uit en de grote zalen in. Daar speelt hij nog steeds want hij is op z’n 83e nog steeds actief. Lang niet meer gedraaid en een goede aanleiding om ‘m weer eens uit de kast te trekken en m’n meest funky boots op te zoeken. Heel lekkere plaat.

Zie de Hoofd Headhunter eens funky zijn
Nog steeds cool op z’n 83ste. Er kan er maar één cool zijn met een keytar

286 Mott The Hoople — Mott (1973)

Hier merk je weer dat de lijst uit een boek uit de US/UK is. Mott The Hoople deed in Nederland niet veel volgens mij, behalve het geweldige Bowie nummer All The Young Dudes, van hun vorige album. De Britten hebben ze wat hoger zitten. Opener All The Way From Memphis is wel een lekkere rock & roll stamper. Maar voor de rest vind ik het danig overschat. Te middelmatig voor zo’n lijst als je het mij vraagt. Dit album heet Mott, de volgende The Hoople. Zo moeilijk is het dus niet, albumtitels verzinnen.

289 Mike Oldfield — Tubular Bells (1973)

Het enorm ambitieuze debuutalbum van een pas 19-jarige Mike Oldfield. Twee lange instrumentale nummers en Mike speelt alle tig instrumenten zelf. Hij kreeg het vertrouwen van John Peel en Richard Branson: “als niemand het uitbrengt dan starten we wel zoiets als Virgin Records”. Aldus geschiede. Het frappante aan het album is dat het raakvlakken heeft met zowel lift-muzak als progrock, en in het tweede deel nog best wat rare stukken bevat. De opening is ook wel bekend van The Exorcist film, dat zorgde ook voor een flinke naamsbekendheid toen. Al tig jaar niet meer gedraaid en wel leuk om weer eens te horen. Vooral het tweede deel kende ik nauwelijks, meestal was ik na deel 1 wel klaar. Heel raar dat het aan het einde ineens in steeds snellere folky Sailer’s Hornpipe overgaat (ook wel bekend als de tune van Popeye).

Wat ik heel interessant vind is dat componist Doug “Hey y’all” de eerste helft luistert en doorneemt met de partituur erbij. Dan hoor en zie je wat er toch allemaal gebeurt.

288 Todd Rundgren — A Wizard, A True Star (1973)

Over ambitieus gesproken. De Todd kon er ook wat van. A Wizard, A True Star gaat alle kanten op, van heel Zappaeske bizarre nummers tot een soul-oldies medley, en alles daartussenin. De wizard gaat soms helemaal los in de studio. Dit gaat wel een stapje verder en is ook psychedelischer dan z’n vorige album (ook in de lijst) Something/Anything. Geen radiohits meer. Net als Mike Oldfield is het hier ook Todd Rundgren die vrijwel alles in z’n eentje speelt. Talentvolle mannetjes zijn het.

Rare kwibus is het wel, die Todd. Live in 1973

289 Elton John — Goodbye Yellow Brick Road (1973)

Het Magnum Opus van Elton mag inderdaad niet ontbreken, hoewel ik ‘m volgens mij nog nooit in z’n geheeld gedraaid heb. Dit is wel een schoolvoorbeeld van een dubbelalbum dat veel beter was geweest als ze de helft geschrapt hadden. Het begint goed met ‘kant A’; een lekkere 11 minuten durende progrock opener, gevolgd door drie van zijn grootste hits: Candle in the Wind (voor Marilyn “Goodbye Norma Jean” Monroe, pas later voor Diana), Bennie and the Jets (zie ook de Youtube hieronder!) en Goodbye Yellow Brick Road. Zeker die laatste twee zijn geweldig. Helaas kakt het nogal in op kant B en C. Jammer. De laatste kant krabbelt het ineens weer op met oa Saturday Night’s Alright for Fighting, een ziggy-achtige glamrocker.
Leo Blokhuis heeft een, zoals meestal, leuke en informatieve aflevering over dit album in zijn podcasts:

Zo, wat was de maffe-brillen-man toch waanzinnig goed in die tijd!

290 Steely Dan — Countdown to Ecstasy (1973)

Om maar meteen de vraag aan het begin of ik nog een flinke afkeer van Steely Dan heb te beantwoorden: ik ben de afgelopen jaren een stuk milder geworden over ze. Ik vond het altijd het ultieme voorbeeld van veel te gladde rock. Heel netjes, sophisticated en virtuoos, maar nul komma nul rock & roll. Maar de laatste jaren ben ik ze wel wat meer gaan waarderen (misschien ben ik zelf ook wat minder rock & roll geworden, of wat netter). Over hun debuut Can’t Buy a Thrill uit ’72 was ik al behoorlijk positief, en deze opvolger heeft ook wel z’n momenten, zoals opener Bodhisattva en My Old School. Goede nummers ook. Prima te doen eigenlijk! Verder is het natuurlijk aalglad en netjes allemaal. En sophisticated.

--

--

1001 Albums

Ik luister ALLE platen uit het boek “1001 Albums You Must Hear Before You Die” en schrijf een kort stukje over elk album.